naar de index

Ledententoonstelling van September 1957

 

September 1957 betrok de Haagse Kunstkring het gebouw aan de Denneweg 64 met een eigen galerie en societeitsruimte. De eerste tentoonstelling in de nieuwe galerie was een ledententoonstelling die schilderijen en grafiek liet zien. Een tentoonstelling met klinkende namen.

 

Ter gelegenheid van "50 jaar aan de Denneweg" is er september 2007 een reprise getoond van die eerste tentoonstelling. In 1957 en 2007 waren te zien: Herman Berserik; Will Bouthoorn; Quirine Collard; Harry Disberg; Herman Gordijn; Martha Grondhout-Heshusius; Jan Hofland; Frieda Holleman; Johfra; Hens de Jong; Jan Kuiper; Will Leeuwens; Gerard Lutz; Joan McNeill; Ber Mengels; Louis Meys; Piet Nieuwenhuysen; Jan Olyslager; Ina Orbaan; Thijs Overmans; Gerard van Remmen; Gerard van Remmen; Kees van Roemburg; Rudi Rooyakkers; Willem Schrofer; Ferry Slebe; Charles Stok; Ed Valk; Julie van der Veen; Aat Verhoog; Arie Vermeer; Meinert Volkers; Toon Wegner en Co Westerik.

 

 

Herman Berserik; Een zomerse dag op een terras in Scheveningen; 50x60,5; 1954

 

Herman Berserik (1921 Den Haag - 2002) 'Realistisch met een vleugje vervreemding', zo wordt zijn werk wel getypeerd. In de jaren waarin anderen experimenteren en abstract wer-ken, blijft Berserik trouw aan zijn eigen realisme. Hij geeft de werkelijkheid een ander gezicht in zijn eigen 'realistische' schildertaal, waarbij bijzondere keuzes in die 'werkelijkheid' worden gemaakt. Daarnaast is Berserik ook een gewaardeerd graficus. Hij maakt etsen, litho's en houtgravures en ontvangt tweemaal de Jacob Marisprijs voor grafiek. Als illustrator maakt hij honderden pocketomslagen voor Salamander en Ooievaar. Hermanus groeide op in de Haagse Schilderswijk en studeerde aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, waar hij les kreeg van Rein Draijer, Willem Rozendaal en Willem Schrofer. Van 1958 tot 1978 was hij daar zelf docent. Zijn werk is te bezichtigen in verschillende musea: Stadsgalerij Heerlen, Museum Henriette Polak in Zutphen, Museum voor Moderne Kunst Arnhem en het Museum Rijswijk.

 

Will Bouthoorn

 

Will Bouthoorn (1916, Den Haag - 2004): 'Iedere vorm en iedere kleur moet opnieuw uitge-vonden worden. Verf, dus kleur, is voor mij bij uitstek het medium om de expressie te bena-deren die ik nastreef. Het is een materiaal dat ik als zeer direct en als zeer dichtbij beleef, zoiets als woorden die zinnen laten ontstaan.' Bouthoorn krijgt aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag les van Citroen, Drayer en Rozendaal. Aanvankelijk is zijn werk figuratief, maar het ontwikkelt zich naar een steeds abstractere vormentaal. Er ont-staan bouwsels van in en door elkaar lopende figuratieve en nonfiguratieve beelden. Na 1980 verdwijnen de figuratieve details. Bouthoorn heeft zich nooit daadwerkelijk bij een stroming aangesloten. Gestaag werkte hij aan een oeuvre dat een eigen plek verworven heeft in de moderne kunst. Hij exposeerde in de belangrijke Nederlandse musea en ontving de Jacob Marisprijs (1954, 1964), de Jacob Hartogprijs (1957, 1999) en in 1992 de Ouborghprijs van de gemeente Den Haag.

 

           

Quirine Collard

 

Quirine Collard (1920, Den Haag - 1963) volgt haar opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Haar werk omvat reclamemateriaal, textieldrukken, boekillustraties en muurschilderingen. Bekend is Quirine geworden door de talloze boeken die zij van illustraties heeft voorzien. Zij behoorde tot de kunstenaars van Verve en maakte reizen naar Frankrijk. Werk van haar is onder meer in het bezit van het Haags Gemeente-museum (Prentenkabinet).

 

      

Harry Disberg; Zieke poes, 32x29, 1952          Harry Disberg; Stier, 32x42, 1955

 

Harry Disberg (1921, Arnhem - 2004, Enschede) bezoekt de Kunstnijverheidschool in Arnhem en de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag, waar hij les krijgt van Hendrik Valk. Hij sluit zich aan bij de Liga Nieuw Beelden en later bij Fugare. In 1952 krijgt hij de Frans Duwaerprijs en de vijfde prijs van de International Hallmark Art Award New York. Met Jan van Heel en P. Wetselaar ontwerpt hij in 1956 de serie postzegels voor de Olympi-sche Spelen in Melbourne. In 1957 maakt Harry Disberg een nieuw logo voor de posterijen, waarin de letters PTT worden gecombineerd met een posthoorn. Disberg was ook lid van de Verenging van Houtsnijders Xylon en de groep Vier Grafici (Four graphic artists: Harry Disberg, M.C.Escher, Wout van Heusden en Harry van Kruiningen. Amsterdam: Stedelijk Museum, 1957). Zijn werk is te vinden in alle grote museumcollecties.

 

 

Herman Gordijn; Echtpaar; 24x30

 

Herman Gordijn (1932, Den Haag) maakt naam als een belangrijke vertegenwoordiger van de figuratieve schilderkunst na de Tweede Wereldoorlog. Hij krijgt bekendheid met schilderij-en van opzichtige, indrukwekkende vrouwen: vrouwen in een tearoom, in de kroeg of in een bordeel, op straat of in de tram. De vrouw is voor Herman Gordijn een onuitputtelijke bron van inspiratie en de vrouwelijke vorm biedt hem een ideaal medium voor zijn schilderkunsti-ge idioom. Gordijns werk wordt gerekend tot het Lyrisch Realisme. Het is een vervreemdend realisme. Herman Gordijn volgt van 1950 tot 1955 een opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag. In 1960 vestigt hij zich in Amsterdam. In de jaren zestig en zeventig is hij naast schilder en graficus ook zeer productief als decor- en kostuumontwerper voor toneelgezelschappen. Van 1969 tot 1987 is hij docent aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Herman Gordijn exposeerde in vele musea, waaronder het Gemeentemuseum Arnhem en het Stedelijk Museum in Amsterdam.

 

Martha Grondhout-Heshusius

 

Martha Grondhout-Heshusius (1881, Amsterdam - 1971) krijgt haar opleiding aan de aca-demies van Rotterdam en Den Haag. Zij werkt in Amsterdam, Breda, Voorburg en vanaf van 1915 in Den Haag. Zij aquarelleert voornamelijk en doet dat in een impressionistische stijl met een voorkeur voor landschappen en stillevens. Werk van haar is in het bezit van het Gemeentemuseum.

 

 

 

Jan Hofland (1919) werkte in Den Haag, Antwerpen, Brussel, Parijs, Nice en thans al zo'n 50 jaar in Wassenaar. Studeerde aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten in Ant-werpen en aan het Antwerps Hoger Instituut Schone Kunsten. Daar werkte hij onder leiding van kunstenaars als Isidore Baron Opsomer, Gustave Van de Woestijne, Constant Perme-ke, Rene Guillette en André Lothe. Hofland schildert en aquarelleert landschappen, stille-vens, portretten. Zijn werk wordt omschreven als expressionistisch, abstraherend en kubis-tisch. Hij was van 1945 tot 1959 lid van de Haagse Kunstkring.

 

Frieda Holleman, ruiters en paarden, 30x40

 

Frieda Holleman (1908, Leiden - 1999) bezoekt de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Via Cornwall (Stanhope Forbes), het atelier van Adrien Holy in Parijs en weer Den Haag belandt zij in 1939 in Nederlands Indë, waar zij op Bali bij het kunste-naarsechtpaar Jan en Maria Hofner een lossere manier van werken ontwikkelt. In de jaren 1942-1945 wordt ze geïnterneerd in de Japanse kampen Buitenzorg en Gedongbadak, waar ze dagelijks kinderportretjes en het dagelijkse kampleven tekent en aquarelleert. Na de oor-log gaat ze in Voorburg wonen en op haar veertigste neemt ze weer les op de Vrije Acade-mie, bij Jan van Heel. Haar werk krijgt altijd veel belangstelling. In 1998 ontvangt Frida Holleman op negentigjarige leeftijd van de gemeente Voorburg de Hofwijckprijs voor haar oeuvre. Werk van haar is o.a. te vinden in Museum Swaensteyn in Voorburg, Museum Tromp's Huys op Vlieland, het Mu-seon, het Rijksprentenkabinet, het Haagse gemeentearchief en het Museum Scheveningen.

 

   

Johfra; Een Struisvogel; 83x66; 1952

 

Johfra (1919, Den Haag - 1998, Fleurac, Fr). Franciscus Johannes Gijsbertus van den Berg is bij het grote publiek vooral bekend door de twaalf zodiakposters die hij in 1973 in opdracht van Verkerke Reprodukties vervaardigde. De affiches werden over de hele wereld verkocht in oplagen van vele tienduizenden. Net als zijn eerste echtgenote Angèle Thérèse Blomjous (beter bekend als Diana Vandenberg) werkt Johfra in de traditie van het magisch surrealisme met veel symboliek en onder toepassing van de ambachtelijke schildertechniek van de oude meesters. Zijn werken ken-nen een barokke overdaad met Indiase en Chinese tempels. De mens wordt vaak naakt afgebeeld of gehuld in een toga, als een nietig wezen dat wordt geleid door Gods hand. Johfra was actief Rozenkruiser en de sleutel tot zijn oeuvre ligt in die leer. Hoewel de kunstkritiek niet geïnteresseerd was in Johfra is hij zeer in trek bij verzamelaars. Van 1964 tot aan zijn dood in 1998 heeft hij in Frankrijk geleefd en gewerkt.

 

   

Hens de Jong, spreker, 60x50, 1955              Hens de Jong en Co Westerik 1968

 

Hens de Jong (1923, Den Haag - 2003) staat met haar werk midden in het leven met be-langstelling voor alle aspecten. Na haar opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag ontwikkelt zij zich als schilderes, tekenares en grafica. Zij wordt tot de Nieuwe Haagse School gerekend. Kenmerkend is haar geheel eigen benadering van onderwerpen, haar bijzondere kleurgebruik, helder en krachtig, en de wijze waarop ze licht weet te verbeelden. Voor het water en de zee had Hens een bijzondere voorliefde en zij is een enthousiast lid van de Nederlandse Vereniging van Zeeschilders. Zij ziet er ook niet te-genop om op volle zee op een klein schommelend marinevaartuig haar indrukken op papier vast te leggen. Hens de Jong lijkt in haar werk steeds jonger te worden. Haar werk is met regelmaat te zien op tentoonstellingen en zij ontvangt de Jacob Marisprijs.

 

Jan Kuiper

 

Jan Kuiper (1928, Heemstede) was een leerling van Paul Citroen, Rein Drayer en Willem Rozendaal aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Hij is werk-zaam als schilder, tekenaar, graficus en grafisch ontwerper. De thema's in zijn werk zijn de natuur en menselijke emoties en relaties In 1972 exposeerde hij samen met Jan van Heel en Aat Verhoog bij de Stamperia-Galleria in Rome, en in 1991 met Will Bouthoorn en Ber Men-gels in Scheveningen. Dolf Welling schreef: 'Kuipers werk is voor velen kennelijk onbehaag-lijk, maar het is te mooi om dadelijk schokkend te zijn. Het heeft een heel eigen schoonheid, als een zachte, indringende kracht. De sfeer is bovendien gekruid met een lichte ironie of wat humor, plezier in het absurde. In de kunst is niet veel vergelijkbaar met Kuipers oeuvre.' De verbeelding roept niettemin herkenning in ons op.

 

   

Will Leeuwens; Maamorgel; 63x80, 1957

 

Will Leeuwens (1923 - 1986) leert op vijftienjarige leeftijd tekenen van zijn zwager Jan Roede. Vlak na de oorlog in 1945 exposeert hij samen met Roëde en Sinemus bij kunsthandel Martinus Liernur in Den Haag en later dat jaar neemt Will deel aan de tentoonstelling Kunst in Vrijheid in het Stedelijk Museum in Amsterdam. In het midden van de jaren vijftig maakt hij een aantal sculpturen en aan het eind van dat decennium exposeert hij met de Nederlandse Informele Groep van o.a. Schoonhoven en Armando. Aan het eind van de jaren vijftig ontwikkelt hij zijn eigen beeldtaal: kleurige geometrische vormen die hij rangschikt in een platte ruimte. Na 1971 is Leeuwens minder actief op tentoonstellingsgebied,maar met zijn werk slaat hij om de twee of drie jaar een nieuwe weg in waarbij hij zijn eigen idioom trouw blijft. Hij signeert zijn werk met Will Leewens of nog korter: Will.

 

Gerard Lutz; Landschap

 

Gerard Lutz (1914, Rotterdam - 1983) krijgt les aan de Koninklijke Academie in Den Haag van o.a. D. Harting en A. van Dobbenburgh. In 1953 wordt hij docent aan de Vrije Academie te Den Haag. Gerard is een Meester met de etsnaald. Zijn werk is niet groot van formaat, maar het getuigt van een ongekend vakmanschap. De werken zijn zo fragiel en de lijn zo perfect. Zijn onderwerpen zet hij perfect neer. Het brengt de etskunst op een hoger plan. Met zijn liefde voor de grafiek wist ook velen van zijn studenten aan de Vrije Academie te inspireren. Hij stelde zijn werk met regelmaat tentoon en is opgenomen in de collectie van het Haags Gemeentemuseum.

 

      

Joan McNeill; 16x24,1952

 

Joan McNeill (1931, Den Haag - 1977) studeert aan de Koninklijke Academie van Beelden-de Kunsten en is daar later als docente aan verbonden. Vanaf 1953 is zij een veelgevraagd illustratrice, o.a. voor Het Vaderland. Ook in het buienland geniet zij bekendheid. Eind jaren zestig maakt zij illustraties voor de vernieuwde uitgave van de sprookjes van Andersen en verschijnt Het verhalen-feest. In 1970 vervaardigt zij voor de gemeente een serie stadsbeel-den en in 1977 komt haar boekje Pechpoes uit, dat in verschillende talen wordt vertaald. In haar werk toont Joan een poëtisch-spirituele visie en een grote liefde voor het onderwerp, waarbij zij blijk geeft van een onverwachte subtiele humor. Joan is een aantal jaren docente aan de Vrije Academie. Als kunstenaar ontwikkelt zij zich steeds verder, maar helaas is de verdere ontwikkeling ons onthouden door haar vroege dood.

 

Ber Mengels

 

Ber Mengels (1921, Heerlen - 1995) ontwikkelt zich van mijnwerker tot kunstenaar. De pas-sie voor de kunst openbaart zich als hij in de oorlogsjaren bij een kunstschilder ondergedo-ken zit. Zijn eerste tentoonstelling is in 1947 en in 1950 verhuist hij naar Den Haag, waar hij drie jaar later docent stilleven, portret en figuur wordt aan de Vrije Academie. Zijn werk wordt gerekend tot wat men de Nieuwe Haagse School noemt. Hij experimenteert met gevonden materialen en objecten waarin beweging, licht en geluid een rol spelen. Zijn grafische expe-rimenten in de jaren zestig noemt hij collagraphs. Het zijn collages van object trouvés, als schroefjes en stukjes ijzerdraad met zelfgemaakte vormen van metaal, in diepdruk afgedrukt. Ber blijft altijd schilderen. De figuratie verdwijnt en in de jaren tachtig ontstaan materieschil-derijen. Ber Mengels ontving in 1978 de Jacob Hartoghprijs voor beeldhouwkunst en in 1985 de Inkt Grafiekprijs.

 

Louis Meys; 1957

 

Louis Meys (1902, Scheveningen - 1995) krijgt zijn opleiding aan de Haagse Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten. Hij schildert voornamelijk landschappen en stillevens en verblijft gedurende een lange periode in Frankrijk. Zijn werk is impressionistisch en kenmerkt zich door een helder kleurgebruik. Op de ledenvergadering van de Haagse Kunstkring van 26 september 1938 vraagt Louis Meys of het niet mogelijk is een brochure samen te stellen over De maaltijd van Emmaüs in Boijmans, dat aan Vermeer wordt toegeschreven. Volgens hem is dit werk geen Vermeer en hij vindt dit 'een gelegenheid voor de Haagsche Kunstkring de grote trom te roeren'. Hij kreeg nogal wat bijval, maar de brochure is er nooit gekomen: bestuursleden stopten de zaak liever in de doofpot. Louis Meys was toen in Nederland voor zover bekend de enige die de echtheid van het werk in twijfel trok. Het schilderij bleek later een vervalsing van Han van Meegeren.

 

     

Piet Nieuwenhuysen; Stoelkat; 40x30

 

Piet Nieuwenhuysen (1916, Rotterdam) studeert aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag en de Vrije Academie. De eerste kunstvonken moeten zijn overgeslagen toen hij met zijn vader meemocht naar zijn werk op het Binnenhof. Zijn vader werkt daar in het weekend als stoker van het verwarmingssysteem. In de kelder van het Binnenhof was des-tijds de Haagse Kunstkring gevestigd. Piet Nieuwenhuysen noemt zich jr., woont en werkt in Den Haag en heeft zijn atelier in Poeldijk. Piet Nieuwenhuysen schildert, tekent en lithografeert. Zijn werk is realistisch en vaak zijn het interieurs, landschappen en Westlandse kassenmotieven. Hij ontvangt de Jacob Marisprijs voor grafiek ( de zg. materiaalprijs) en krijgt twee keer een prijs uit het Willink van Collen-fonds.

 

    

Jan Olyslager;   2006                                                                                                      1955       

 

Jan Olyslager (1926, Den Haag) studeerde vanaf 1946 aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten (waar hij leerling was van Henk Meijer) en later aan de Vrije Academie. Geïnspireerd werd hij door Willem Hussum, Piet Ouborg en Wim Sinemus. Op zoek naar nieuwe wegen kiest hij in 1955 voor het informele in de kunst. Hij gaat door intuïtie gedreven de dialoog aan met het platte vlak. De dynamiek is in de meeste van zijn werken een her-kenbaar aspect. Waardering was er altijd, maar de echte erkenning is er pas als hij de vijfen-zestig al gepasseerd is en er veel vraag is naar zijn werk. Hij krijgt de Willem van Collumprijs en een nominatie voor de koninklijke subsidie. Jan Olyslager exposeert regelmatig.

 

     

Ina Orbaan; Bomen                                                                                                  Ina Orbaan 1959

 

Ina Orbaan (1927, Middelburg) is op de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten een leerling van o.a. Theo Bitter en Paul Citroen. Zij debuteert in 1954 bij kunsthandel Liernur in Den Haag, samen met de schilder De Bruin Ouboter. In 1957 gaat zij psychologie studeren en daarna is zij werkzaam als klinisch psycholoog. Zij promoveert in 1981. Naast haar werk als psycholoog is Ina altijd blijven tekenen en schilderen en in 2002 heeft zij een overzichts-tentoonstelling in Galerie de Molen in Wassenaar ter gelegenheid van haar vijfenzeventigste verjaardag.

 

Thijs Overmans; Strobalen; 40x75; 1954

 

Thijs Overmans (1928, Rotterdam) studeert aan de academies van Den Haag en Rotter-dam. Oorspronkelijk opgeleid als reclametekenaar. In zijn werk is daar niets van terug te vin-den. Tot aan de zestiger jaren schilderde Thijs fabrieksterreinen, olieraffinaderijen en ge-zinsportretten, vaak geplaatst in een Nieuwbouwwijk. Hij woonde er zelf ook toen in Den Haag. Begin vijfiger jaren gaat Thijs over op een meer expressieve manier van schilderen. Het wordt kleuriger en realistischer. Later krijgt zijn werk weer meer geometrische invloe-den.en is het minder direct herkenbaar. In 1958 ontvangt hij de Jacob Maris materiaalprijs voor de tekenkunst. Zijn werk is vertegenwoordigd in de Kunstcollectie KPN en die van TNT Post Kunstcollectie.

 

Gerard van Remmen

 

Gerard van Remmen (1920, Den Haag) is beeldhouwer. Van hem is in Den Haag-Zuidwest (Leggelostraat) een serie van zes dierfiguren te zien, verdeeld over een gevel. De reliëfs zijn van beton. Het grootste reliëf, ter hoogte van de begane grond, is 2,60 meter hoog en weegt maar liefst 1000 kilo. Naar boven toe worden de beelden kleiner en lichter.

 

   

Kees van Roemburg

 

Kees van Roemburg (1914 - 2002) is in de werkt grafisch ontwerper. Met Frank Mettes, Eppo Doeve en Cor van Velzen wordt hij tot de belangrijkste afficheontwerpers van zijn tijd gerekend. Kees van Roemburg sticht samen met Jan van Vleuten Libra Studio en in 1954, met Han Hünd, het befaamde Haagse reclamebureau HVR, waarbij de R voor Roemburg staat. Hij is de ontwerper van de huisstijl van de allereerste Floriade die in 1960 in Rotterdam gehouden werd: logo, affiches en drukwerk. Ook het merkbeeld van de cigaret Caballero ontwierp hij. Zijn hart heeft altijd gelegen bij de Vrije Schilderkunst en hij bracht vele `vrije uren´ door binnen de muren van zijn atelier. Van Roemburg weet er een rijk geschakeerde emotie gaaf en verinnigd door te geven aan een ieder die kijken kan.

 

Rudi Rooyakkers

 

Rudi Rooyakkers (1920, Djakarta - 1998) woont en werkt in Nederlands-Indië (o.a. Batavia, Bandoeng), Brussel, Susteren, Voorburg, Den Haag. Hij krijgt zijn opleiding aan de Koninklij-ke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag. Zijn onderwerpen zijn wisselend figura-tief en non-figuratief. In de jaren vijftig behoort hij tot de Voorburgse artistieke werkgroep De Nieuwe Ploeg, waarvan hij een van de voortrekkers is. Hij gaf les en was enige jaren ad-junct-directeur van de Vrije Academie in Den Haag. Hij was niet alleen lid van de Haagse Kunstkring, maar ook van de Nederlandse Kring van Beeldhouwers, de BBK, Pulchri en de groep Verve. Zijn werk is in het bezit van het Haags Gemeentemuseum en door het hele land staan vele objecten van zijn hand.

 

Willem Schrofer

 

Willem Schrofer (1889, Den Haag - 1968). De vader van Willem Schrofer was meubelma-ker en opzichter van het Paviljoen Von Wied in Scheveningen, waar het gezin ook woonde. De weg naar het kunstenaarschap van loopt via LO tekenen, tekeninstituut Hik en Vaandra-ger, de KABK en een baan als onderwijzer. Willem Schrofer is een markant kunstenaar, zowel in zijn werk als in de discussie en ontmoe-ting tussen kunstenaars. Hij heeft een eigenzinnige non-conformistische visie op kunst. Zijn werk kenmerkt zich door een dualisme tussen realisme en abstractie. In de jaren dertig en veertig schildert hij veel abstract. Omstreeks 1948, juist ten tijde van Cobra, gaat hij weer figuratief schilderen. Als mede oprichter van Verve en het manifest 1951-1957 heeft hij een belangrijke impuls gegeven aan het kunstklimaat in Den Haag. Van 1937 tot 1963 was Willem Schrofer docent aan de KABK in Den Haag. Van 1943-1949 gaf hij tevens les aan aan het Instituut Kunstnijverheidsonderwijs, later de Rietveldacademie.

 

  

Ferry Slebe                                                 Ferry Slebe; Bloemstilleven; 57x43,5

 

Ferry Slebe (1907, Almelo - 1994) krijgt zijn opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag en de Nederlandse Vrije Studio onder Christiaan de Moor en Erdely. Hij is leerling van B.M.A. Ingen Housz, Henk Meijer en C. Rol. Ferry Slebe is de schilder van het speelse, het poëtische. Vanaf 1935 wijdt hij zich geheel aan de schilderkunst. Zijn werk weerspiegelt hemzelf: het is uitbundig, hartelijk en joviaal. Het zijn circustaferelen, fascinerende dieren, kleurrijke vruchten en bloemen, godzalige land-schappen. Zijn doeken zijn sprankelend van kleur en ontwapenend van voorstelling. In de jaren vijftig behoorde hij tot de Voorburgse artistieke werkgroep De Nieuwe Ploeg. Hij was lid van de Haagse Kunstkring, Verve, de Posthoorngroep en gaf als les aan de Vrije Academie te Den Haag. Hij signeerde zijn werk altijd met Slebe.

 

Charles Stok

 

Charles Stok (1890, Utrecht - 1973) schildert stillevens, bloemen en portretten. Charles Stok Heeft zich naast zijn kunstenaarschap zeer verdienstelijk binnen het verenigingsleven. Van 1954 - 1958 is hij voorzitter van de Haagse Kunstkring en later kreeg hij het erelidmaat-schap. Ook Pulchri heeft hem voor zijn inzet tot erelid benoemd.

 

Ed Valk,  lisette

 

Ed Valk (1929, Schiedam) werkt als land - en wegarbeider voor hij naar de Koninklijke Academie in Den Haag gaat. Hij tekent voornamelijk realistische naakten, soms een stilleven. Zijn naakten komen tevoorschijn in een trefzekere lijn. Ze zijn ruimtelijk en open met een scherpe dramatische detaillering. Soms hebben ze een kleine accentuering met kleur. Altijd zijn het indringende portretten. De lijnvoering is zo teer dat de huid bijna voelbaar is. Ed Valk: 'Een paar mensen begrijpen wat ik doe. Een enkeling wordt erdoor ontroerd. Ik denk dat dát zin heeft.' Vanaf 1966 geeft hij les op de Rotterdamse Academie. Hij krijgt de Jacob Hartogprijs en heeft exposities in binnen en buitenland.

 

Julie van de Veen

 

Julie van der Veen (1903). Is geboren in Nederlands Indië en getogen in Den Haag. Zij studeert aan de Koninklijke Academie in den Haag. Zij verblijft veel in Parijs en Zuid Frank-rijk, vooral in Nice. In Parijs heeft zij veel contact met André Lothe ((1885-1962) die behoort tot Les Fauves. Van der Veen wordt gerekend tot de Nieuwe Haagse school. Zij schilderde en tekent landschappen en naaktfiguren, ook geabstraheerd, en exposeert regelmatig.

 

Aat Verhoog

 

Aat Verhoog (1933, Rijswijk) kreeg zijn opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten en de Vrije Academie, beide in Den Haag. Hij werkt als beeldhouwer, graficus, schilder, architect van figuurvoorstellingen. Aat Verhoog speelt met de realiteit. Zijn werk, waarin de mens bijna altijd centraal staat, doet denken aan theaterscènes of lijkt zo uit een familiealbum gehaald. In 1959 vormt hij samen met Hans van der Lek, Gerard Verdijk, Henk de Vries (1931-1978) en de Amsterdamse schilder Roger Chailloux de groep Atol. De groep bestond uit de Posthoornbezoekers. Zij exposeerden in binnen- en buitenland. In 1962 viel deze groep echter alweer uiteen. Van 1960 tot 1969 is Aat Verhoog docent schilderen aan de Vrije Academie en adjunct-directeur van de Academie voor Beeldende Kunst in Rotterdam. Voor zijn werk ontving hij tal van prij-zen, waaronder viermaal de Jacob Marisprijs en de Talensprijs.

 

Arie Vermeer

 

Arie Vermeer (1924, Den Haag) studeert aanvankelijk bouwkunde aan de HTS in Rotter-dam, maar breekt die studie af en begint te tekenen. Na de Koninklijke Academie van Beel-dende Kunsten in Den Haag te hebben doorlopen werkt hij als tekenaar-graficus en industri-eel vormgever. In 1956 wordt hij tekenleraar en vanaf 1966 legt hij zich vrijwel geheel toe op schilderen en grafiek. Het werk van Arie Vermeer heeft door de jaren heen, onder invloed van de diverse kunst-stromingen, een sterke ontwikkeling doorgemaakt, waarbij het een steeds meer eigen karak-ter krijgt. Johanna de Vreede is in 1897 geboren in Haarlem en gaat pas na haar vijftigste tekenen en schilderen, daarin aangemoedigd door de Haarlemse schilder Henri Boot, die samen met Kees Verwey de kern vormde van de Haarlemse School. Behalve door Henri Boot is zij ge-stimuleerd door Karel Bleijenberg.

 

   

Meindert Volkers, stilleven

 

Meinert Volkers (1927 Enschede - 2000 Haaksbergen) krijgt les van Kees Andrea, J. Stroosma, Louis Meijs en Arnold Smith op de Vrije Academie te Den Haag. Hij is schilder en tekenaar van landschappen, stillevens en figuren en soms zoekt hij in zijn werk de grens van figuratief en abstract. Hij sluit aan bij de schilders van de Nieuwe Haagse School. Zijn werk is op vele plaatsen in Nederland geëxposeerd en maakt ook deel uit van collecties van bedrij-ven, instellingen en particulieren.

 

  

Toon Wegner 1955                                          Toon Wegner; 21x27; 1955  

 

Toon Wegner (1926, Rijswijk) volgt van 1942 tot 1947 een opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Den Haag. Is leerling van Rein Draijer, Willem Schro-fer, Willem J. Rozendaal, Han van Dam en Paul Citroen. Sinds 1969 woont en werkt hij in Orvelte in Drenthe. Toon Wegner is een bewogen, geëngageerd kunstenaar die werkzaam is als graficus, mo-numentaal kunstenaar, schilder en tekenaar. Hij illustreert kinderboeken en maakt in de jaren zestig en zeventig veel grafiek voor politieke manifestaties. Van 1964 tot 1987 geeft hij les aan de academie van Rotterdam en van 1964 tot 1966 ook aan die van Tilburg. Als exposant is Toon Wegner een wereldreiziger. Zijn werk maakt deel uit van de collectie van het Gemeentemuseum, het Rijksmuseum, het Stedelijk Museum, Museum Boijmans van Beuningen, het Prentenkabinet en de Koninklijke Bibliotheek van België te Brussel.

 

   

Co Westerik, 1953                                                                                                     Co Westerik

 

Co Westerik (1924, Den Haag) woont en werkt in Rotterdam en een gedeelte van het jaar in Frankrijk. Na zijn opleiding aan de Koninklijke Academie in Den Haag ontwikkelt hij al snel een geheel eigen stijl. In het begin is zijn werk omstreden - al krijgt hij wel viermaal de Jacob Marisprijs en ook de koninklijke subsidie. In de jaren zestig was er echter een sterke groei in de waardering voor zijn realistische werk waarin de realiteit altijd een opmerkelijke draai maakt. Co Westerik heeft zich niet beperkt tot het schilderen. Zijn hele loopbaan heeft hij ook tekeningen en grafiek geproduceerd. Het werk van Co Westerik maakt deel uit van vele grote internationale tentoonstellingen zo-als de Biënnales van Venetië, Parijs en São Paulo (1965). Solotentoonstellingen had hij in alle grote musea in Nederland, in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel, in Berlijn en in Saarbrücken.

 

naar de index